« June 2013 |
Main
| August 2013 »
[cd, Omnempathy]
Bands dan wel artiesten die buiten de gangbare muziekpaden om bewegen, zijn veelal de meest interessante. Niet alleen zorgen ze voor de broodnodige afwisseling in de muziekwereld, ze weten ook dikwijls voor een luisterervaring te zorgen die je bij blijft. Een groep die dit als geen ander kan, is de in 1999 door de Schotse muzikant
Michael Begg opgerichte Human Greed. Hij is tevens onder zijn eigen naam actief, geeft acte de présence in het prachtige Fovea Hex en is ook te gast bij het fijne 48 Cameras. Een jaar na de oprichting voegt illustrator, schilder en muzikant Deryk Thomas zich bij hem, waarmee hij in 2001 debuteert met Consolation. Dit sublieme debuut krijgt pas in 2006 een vervolg met Pilgrim: New World Homestead, waarop ze eens te meer laten horen hoe je op perfecte wijze duistere, filmische klanklandschappen vol onaardse pracht dient te creëren. Een tussentijds hoogtepunt vormt de cd Black Hill: Midnight At The Blighted Star uit 2009, waarop de filmische, spookachtige schoonheid haast de oppervlakte bereikt. Ze krijgen hier ruggensteun van onder meer celliste Julia Kent (Rasputina, Antony & The Johnsons, Larsen, Fovea Hex), zanger Fabrizio Modonese Palumbo (Larsen, Blind Cave Salamander, XXL), zangeres/toetsenist Clodagh Simonds (Fovea Hex) en zanger David Tibet (Current 93). Na een kortere periode is er dan in 2011 het vierde album Fortress Longing, dat voluit Fortress Longing: The Internal Campaign For The Safe And Complete Return Of The Sleeping Egyptian To The Desert heet. Ze worden hierbij geholpen door wederom celliste Julia Kent en daarnaast onder andere zangeres Laura Sheeran (Fovea Hex), zanger Jean Marie Mathoul (48 Cameras, Charlemagne Palestine) en Colin Potter (Nurse With Wound, Fovea Hex). De muziek wordt er niet bepaald toegankelijker of vrolijker op, maar de uitwerking ervan is des te groter. De duistere elektronische, ambientachtige geluidssculpturen van Begg lijken het verval van de huidige maatschappij op melancholische wijze bloot te willen leggen. Hierbij omarmt hij de hang naar mysteries en het niet alledaagse om zo te kunnen relativeren. Overdonderende droefgeestigheid. De muziek ontvouwt zich als een schitterende symfonie vanuit een parallel universum en vormt meteen het tweede hoogtepunt van de groep. Het laatste wapenfeit, de live release even niet meegerekend, komt vorig jaar met de cd Dirt On Earth: A Pocket Of Resistance. Hier hanteren ze voor de eerste maal de naam Michael Begg | Human Greed uitgebracht. Dit, zoals Michael Begg zelf uitlegt omdat dit album meer zijn introverte soloproject geworden maar dan wel volgens de werkwijze van Human Greed. Deryk Thomas doet dan ook maar in slechts één van de 7 composities mee. Begg creëert hier rondom één lange drone soundscapes die hij verder op duistere en spannende wijze inkleurt met elektronica, veldopnames en noise. Minimale muziek met een maximaal effect die zich bewegen tussen Stars Of The Lid, Jasper TX, Henryk Górecki, Thomas Köner, Celer, Fovea Hex, Arvo Pärt, Richard Skelton en Xela. Een overrompelende stilte die zoveel zegt en wederom een meeslepend meesterwerk oplevert.
Nu treedt Michael Begg voor de tweede maal naar buiten als Michael Begg | Human Greed op de cd Omega:OST. Het is nu echt een soloaangelegenheid geworden met een aantal gasten, te weten zangeres Little Annie, zaagspeelster Laura Sheeran (Fovea Hex, Nanu Nanu) en zangeres Anne Dunlop. Het is de soundtrack geworden voor de Russische theaterproductie blackSKYwhite onder leiding van Dimitry Aryupin. Ondanks de taalverschillen weten ze elkaar prima te vinden op het artistieke vlak. De productie is een soort carnaval voor het einde der tijd. Uit de schaduwwereld komen allerlei mythische freaks, die dwars door alle tijden lijken te kruipen middels curieuze wegen. De cd opent dan ook met een soort hoorspel waar je spookachtige carrousels en treinen uit vervlogen tijden dwars door hedendaagse paranoïde soundscapes gesampled hoort. Daarnaast hoor je allerlei stemmen en een duidelijke mannenstem die steeds “tick tock” zegt, hetgeen het einde der tijden lijkt in te luiden. De toon is gezet met dit angstaanjagend en apocalyptisch hoorspel. Omega is ook het symbool voor weerstand, hetgeen je ook ervaart in de muziek; een weerstand tegen het einde maar onder hoge spanning. Dat terwijl weerstand bieden geen enkele zin heeft tegen deze schaduwwereld, aangezien deze enkel door de zon geregeerd wordt, zoals de tekst op de cd ook al aangeeft:
O ushalin zhala war o kam mangela - The shadow moves as the sun commands
Ook tegen de muziek is elk verzet zinloos, want je wordt als vanzelf meegesleurd in een duivels universum waar de realiteit ver te zoeken is. Begg brengt een caleidoscopische draaikolk die het midden houdt tussen industrial, gothic, soundscapes, drones, gothic, ambient, avant-garde en een hoorspel. Een gitzwart en bloedstollend klankspel, waarbij geluiden als een kloppend hart, vintage elektronica, bezwerende stemmen en derealiserende elementen de dienst uitmaken. Het is bevreemdend en onheilspellend, maar ook buitengemeen fraai. Er is geen vergelijkbare artiest ter referentie, maar denk aan een betoverende kruisbestuiving van Shinjuku Thief, Towering Inferno, Philippe Petit, Xela, Jasper TX, Vidna Obmana, Black Lung, The Residents, Stefan Wesolowski, Kreng, Dead Can Dance, David Shea en The Caretaker, gestoken in een David Lynch productie. Zo krijg je een vaag idee van wat er allemaal over je uitgestort wordt. Michael Begg levert hier gewoon zijn volgende indrukwekkende en intrigerende meesterwerk af!
door Jan Willem Broek
[cd, Apollo]
Onlangs verschijnt op het eigenwijze sublabel Apollo van het evenzo moederlabel R&S (Renaat Vandepapeliere & Sabine Maes) nog het nostalgische meesterwerk van Cloud Boat. Daarmee is het sublabel, waarop het lange tijd stil is geweest, meteen weer op de kaart gezet. In de jaren 90 blinkt het uit met artiesten als Biosphere, Cabaret Voltaire, Sun Electric, Drum Island, Locust, Aphex Twin enzovoort. Nu lijken ze meer de wave en indiekant van het dance label te willen belichten.
Dit wordt onderstreept door de nieuwe release Love Your Dum And Mad, het debuut van Nadine Shah, voluit Nadine Petra Katarina Shah geheten. Ze is het product van Noorse en Pakistaanse ouders, maar geboren en getogen in Engeland. Al bijzonder voordat je ook maar iets gehoord hebt. Voor haar eersteling werkt deze zangeres en toetseniste nauw samen met producer Ben Hillier (140dB producercollectief van onder meer Blur, Depeche Mode, The Horrors, Echoboy, U2). De cd opent op Massive Attack-achtige wijze met een mysterieuze atmosfeer en zware basklanken, maar haar stem is meteen al andere koek (en de muziek erna ook). Een krachtig, maar helde stemgeluid dat je moeiteloos weet te grijpen; ergens tussen Siouxsie, PJ Harvey, Marianne Faithfull en Thalia Zedek in, ofwel galmend maar toch rauw en emotievol. Als ze een man zou zijn, dan is Nick Cave ook zeker een associatie en muzikaal gezien heeft ze er tevens verwantschap mee. Ze brengt hier een mix van singer-songwritermuziek, wave, altcountry, elektronica, nachtelijke jazz en avant-garde. Er is gewoonweg niet eenvoudig een vinger op te leggen, maar haar constante sterke zang vormt een rode draad. De muziek ontvouwt zich op caleidoscopische maar altijd melancholische wijze om haar heerlijke stem. Als je eenmaal gegrepen bent, lijkt het song op song en per luisterbeurt steeds mooier te worden. De rijk gedetailleerde muziek blijft wel binnen een soort schemerig, sfeervol, sepiakleurig kader, maar voor de rest brengt ze veel per vierkante seconde zonder dat het ook maar ergens druk wordt. Op wonderschone en vooral indrukwekkende wijze nestelt ze zich naast de eerder genoemde artiesten ook ergens tussen Rykarda Parasol, Andrea Schroeder, Christine Owman, Patti Smith, 16 Horsepower, Arthur Russell, Soap&Skin en Cocteau Twins. Haar muziek is oprecht, uit het leven gegrepen en daarnaast van een bijzondere schoonheid. Het is een adembenemend droomdebuut geworden en een megabelofte voor de toekomst. Subliem!
door Jan Willem Broek
[cd, Relapse/Rough Trade]
Dan Phillips start begin deze eeuw in de band Slowride, waarmee hij en de zijnen verdienstelijke, frivole alternatieve rock maken, waar emo, punk, indie en pop onderdeel van het geluid zijn. Ergens in de hoek van Foo Fighters, Grandaddy en Drive Like Jehu. Drie albums verder besluit Phillips om het roer om te gooien en een andere koers te varen. Hij (gitaar, zang), vanaf dan verder als D.H. Phillips, doet dat met Nicole Estill (bas, zang, piano) en Timothy Stakks aka Slim TX (drums) in True Widow. Een verstandige keuze zo blijkt, want ze brengen op hun gelijknamige debuut uit 2008 een veel origineler geluid ten gehore. Zelf omschrijven ze het wel als stonegaze, ofwel shoegaze van de stonerrock benadert. Dit denkt de lading ook deels wel. De muziek is ingetogener dan de vorige band en meer droefgeestig waardoor alles een veel diepere indruk maakt. Ook op hun tweede album As High As The Highest Heavens And From The Center Of Circumference Of The Earth (2011) trekken ze die lijn door, zij het dat het geluid nog meer slepend is geworden en hun eigen smoel nog duidelijker geprofileerd is.
Nu verschijnt dan eindelijk de derde cd Circumambulation, een term die staat voor het ceremonieel rondgaan om iets of juist iets vermijden. Nu raakt de muziek je vanaf de eerste tonen meteen, dus iets vermijden zal het niet zijn. Ze kijken hoogstens naar de punt van hun schoen, maar meer ook niet. Het enige waar de muziek om draait is de luisteraar zelf, want ze pakken je helemaal in. Hun handelsmerk, dus die langzaam voortslepende shoegaze, hebben ze hier nog meer geperfectioneerd. Als sluipschutters weten ze je onverwachts en ongenadig te verrassen. Dit doen ze verder op haast skeletachtige wijze en toch weten ze geweldige spanningsbogen op te bouwen. Ze doseren hun geluid nog beter en kanaliseren de emoties maximaal, waardoor ze ondanks de ietwat kale sound je vol weten te raken. Het geluid is ook iets meer de stoner kant opgeschoven en wordt weer fijn aangevuld met delen shoegaze, drones, slowcore en post-rock. Nicole en D.H. wisselen ook weer fijn de zang af, waarbij met name Nicole dreigender en meer droefgeestig klinkt dan ooit; luister bijvoorbeeld maar eens naar het overdonderende “Trollstigen”. Droefgeestigheid als positief punt voor de melancholici onder ons bedoel ik dan! Ze komen, hoewel je ongetwijfeld vanuit andere muziekhoeken andere referenties kunt ontwaren, ergens op eigenzinnige wijze uit tussen Disappears, Sonic Youth, Bedhead, The God Machine, The Telescopes, Earth en Implodes. Door de melancholische sfeer, het slepende tempo en de zang komt ook Low wel eens bovendrijven. Pas in de laatste twee nummers, waar ze de geluidskranen iets verder opendraaien en de dromerigheid opvoeren hoor je ook bijvoorbeeld Slowdive terug in deze indrukwekkende sound. True Widow levert zonder meer hun beste en meest aangrijpende album tot nu toe af en is ook één van de prettige verrassingen van dit jaar.
door Jan Willem Broek
[2x 2cd, Lizard Records/dEN Records]
Zo’n vijf jaar terug kom ik nog via Myspace in contact met de Italiaanse band NichelOdeon, één die later regelmatig mijn pad zal kruisen. Maar ook andere projecten van enigmatische zanger en componist Claudio Milano, die de geestelijk vader van deze groep is en zelf diverse theaterproducties op zijn naam heeft staan, passeren de revue. Met de theaterband NichelOdeon debuteert hij in 2008 met het live album Cinemanemico, waarop hij zich zoals altijd vooral laat inspireren door kunstzinnige muziek en avant-garde uit de jaren 70 en 80. Samen met Francesco Zago (elektrische gitaar), Maurizio Fasoli (piano) en Riccardo Di Paola (synthesizers) zet hij een behoorlijk breed en eclectisch geluid neer. De muziek bevat een mengelmoes van prog rock, avant-garde, verstilde pianomuziek, poëzie, psychedelische elektronica, art-rock, filmmuziek en zelfs klassieke en gotische invloeden. Het verhalende aspect staat echter altijd voorop. Hun muziek moet als een live belevenis zijn, met dezelfde energie en dynamiek. Ditzelfde geldt voor hun tweede cd Il Gioco Del Silenzio (2010), waarbij je ook de dvd Come Sta Annie? met een indrukwekkende liveset als bonus krijgt. Van het oorspronkelijke kwartet is alleen Claudio nog over. NichelOdeon bestaat hier uit de muzikanten Francesco Chiapperini (alt en sopraansax, klarinet, EWI, fluit), Andrea Illuminati (piano, melodica, bombarda), Andrea Murada (percussie-instrumenten, noise effecten, didjeridoe, zang, fluit), Max Pierini (elektrische contrabas, ocarina), Luca Pissavini (elektrische viool, synthesizer, speelgoedinstrumenten, veldopnames, duduk, theremin) en Lorenzo Sempio (elektrische gitaar, bariton gitaar,gitaarsynthesizer, effecten), aangevuld door vele gasten op zang, elektronica, gitaar en overige instrumenten. Als een heuse theaterproductie wordt het groots aangepakt. Muzikaal gezien zit het sterk in elkaar, waarbij ze variëren met genres als Rock In Opposition, avant-garde, improvisaties (zowel qua zang als muziek), art-rock, filmmuziek, jazz, neoklassiek, industrial, gothic en psychedelica. Ook is het de ene keer sereen en wonderschoon maar op andere momenten kakofonisch en duister, al wordt aan alles een poëtische draai gegeven en brengen ze oprechte emoties ten gehore. Het levert een intrigerend, aangrijpend hoorspel op, waarbij de invloeden uiteenlopen van Zappa, King Crimson en Tuxedomoon, John Zorn tot John Cale, Gavin Friday, Angelo Badalamenti, Supersilent en Debussy. Dat alles gaat gepaard met de bijzondere zang van Claudio, die van laag en duister tot countertenor hoogte stijgt, waarmee hij ergens tussen Mike Patton, Elijah’s Mantle, Mikhail en Christian Wolz. Het is een waanzinnig sensationele, spannende groep rond deze oorvanger. Hierna duikt Claudio begin 2012 op naast Erna Franssens op de mysterieuze cd Adython en in de groep The Radiata 5tet met de cd Aurelia Aurita die vol intrigerende muziek van de buitencategorie staat. Daarnaast verschijnt er een live album NO, dat te downloaden is via de site van Claudio Milano. Live is bij NichelOdeon overigens iets heel anders dan de doorsnee liveplaat. Zij willen juist de rauwe essentie vangen van de muziek en die overbrengen. Dat doen ze dan ook altijd zeer overtuigend. Een wonderlijk unicum!
Nu verschijnt op Lizard Records de nieuwe dubbel cd Bath Salts. Zoals vaker zijn er weer de nodige personeelswisselingen geweest; een theaterproductie of film maak je immers ook niet steeds met dezelfde mensen. De kern van de groep bestaat naast Milano (zang, piano) uit harpist Raoul Moretti (Vibrarpa, Blue Silk, Essential Duo, diverse orkesten), percussionist Pierangelo PANdiscia en (Keltisch) harpist, cellist en violist Vincenzo Zitello (Telaio Magnetico, Asciara, solo). Daarnaast geven diverse gasten acte de présence op santoor, percussie-instrumenten, sax, fluit, elektronica, bas, drones, elektrische gitaar, spoken word, (tenor-, sopraan-) zang, klarinet, xylofoon en klokkenspel. Onder hen ook oudgedienden Francesco Chiapperini, Luca Pissavini en Max Pierini. Beide cd’s vormen een eigen hoofdstuk (capitolo). De eerste heeft als ondertitel Capitolo I: D’Amore e di Vuoto, ofwel “Hoofdstuk I: van liefde en de leegte. Hoewel je verwacht door deze line-up en het verleden van de band dat de muziek net als badzout alle kanten opgaat, blijven de 10 composities met een totale lengte van 55 minuten allemaal overzichtelijk en helder als badkristal. Claudio Milano brengt op gedragen wijze zijn teksten ten gehore, waarbij hij weer laveert van haast demonische klanken en improvisaties tot spoken word en prachtige countertenorzang. Hij beweegt zich ergens tussen Mike Patton, Mikhail, Elijah’s Mantle, Christian Wolz, Blixa Bargeld, Rhett Brewer en Gavin Friday in, waarbij met name de associatie met Mike Patton het sterkst naar voren komt. De muzikale omlijsting is experimenteel, maar nergens ondoorwaadbaar. Het vormt een soundtrackachtig en poëtisch geheel, gevormd door avant-gardistische, neoklassieke, jazz, improvisatorische en gotische elementen. Nieuw in het geluid zijn de vele wereldse en middeleeuwse elementen, die zowel door de Afrikaanse en Oosterse percussie- en blaasinstrumenten komen als de harpen die alle windstreken en tijden bij elkaar tokkelen. De cd voltrekt zich als een spannende, sfeervolle en diepgravende film. Verstilde maar intrigerende pracht, die met name door de verbluffende zang van Claudio Milano naar een heel hoog niveau getild wordt. De nuances zitten dan ook vooral in subtiele, emotionele details besloten en maken een diepe indruk. Naast eigen tracks staan er ook twee covers op van Bertolt Brecht/Kurt Weill en Peter Hammill, waarmee de groep ook raakvlakken heeft. Hoewel geen enkele vergelijking opgaat moet je denken aan een bevreemdende mix van de eerder genoemden en Einstürzende Neubauten (hun hoorspelen dan met name), Ronan Quays, Teho Teardo, Tuxedomoon, Coil, King Crimson en Virgin Prunes. Een totaal overrompelend album. En dan heb je slechts de eerste schijf pas gehad.
De tweede schijf met wederom 10 composities en een lengte van 51,5 minuut krijgt de subtitel Capitolo II: Di Guerre e Rinascite mee, hetgeen “Hoofdstuk II: van oorlog en de wedergeboorte” betekent. Deze is meteen al grimmiger dan de eerste schijf, maar bevat wel diezelfde meeslepende poëtische, filmische atmosfeer. Je krijgt iets meer koorzang, die wel doet denken aan Nicholas Lens en tevens meer duistere muziek die ook wel de kant van SPK, David Darling en Von Magnet op koerst, gehuld in een David Lynch-achtige productie. Ik versta geen woord van het Italiaans, maar de impact is er niet minder om. Milano legt zoveel expressie in zijn zang, dat het ook internationaal invoelbaar is; emoties hebben geen taal nodig. Je wordt simpelweg aan de grond genageld door deze muziek. Ook hier vind je weer een bewerkte compositie van Bertolt Brecht in het slotstuk “Portami Un Fiore”, waar zowaar Fabrizio Modonese Palumbo (Larsen, (r), XXL, Blind Cave Salamander) even te gast is. Het is een totaal overdonderend meesterwerk en het beste dat de band tot nu toe heeft voortgebracht!
En alsof dit nog niet genoeg is geweest, is Claudio Milano ook terug te vinden op de dubbel cd L’Enfant Et Le Ménure, ofwel “het kind en de liervogel”, van het duo InSonar, dat hij er met Marco Tuppo (Flag Of Estonia) op nahoudt. Het is op de labels Lizard Records en dEN records uitgebracht. Ze werken op dit album samen met maar liefst 62 artiesten, te weten: Elliott Sharp, Trey Gunn & Pat Mastellotto (King Crimson), Walter Calloni (P.F.M.), Paolo Tofani (Area), Ivan Cattaneo, Nik Turner (Hawkwind), Dieter Moebius (Kluster), Thomas Bloch (Radiohead), Ralph Carney (Tom Waits), Dana Colley (Morphine), Graham Clark (Gong), Richard A Ingram (Oceansize), Albert Kuvezin (ex-Huun Huur Tu), Othon Mataragas & Ernesto Tomasini (Current 93), Nate Wooley, Burkhard Stangl (David Sylvian), Mattias Gustavsson (Altar of Flies), Werner Durand & Victor Meertens, Erica Scherl, Michael Thieke, Viviane Houle, Jonathan Mayer (Paul Mc Cartney), Stephen Flinn, Angelo Manzotti, Roberto Laneri, Vincenzo Zitello, Elio Martusciello (Chris Cutler), Thomas Grillo, Pekkanini, Víctor Estrada Mañas, Eric Ross, Takeuchi Masami, Gordon Charlton, Francesco Chapperini, Luca Pissavini, Fabrizio Carriero, Andrea Murada, Andrea Illuminati, Max Pierini, Lorenzo Sempio, Andrea Tumicelli, Nicola De Bortoli, Francesco Zago, Michele Bertoni, Alex Stangoni, Michele Nicoli, Stefano Ferrian, Alfonso Santimone (Robert Wyatt), Luca Boldrin, Andrea Quattrini, Beppe Cacciola, Simone Zanchini, Paola Tagliaferro & Max Marchini, Raoul Moretti, Pierangelo Pandiscia & Gino Ape. Dit is op voorhand al een lijst om je vingers bij af te likken, maar ook de muziek zelf mag er wezen. De eerste cd heeft als subtitel L’Enfant en bevat 10 composities met een totale lengte van een uur. Ondanks de enorme bezetting brengen ze relatief rustieke muziek, die wel behoorlijk theatraal is en zeker aan NichelOdeon doet denken, mede door de fantastische zang van Claudio Milano. Het is allemaal wat speelser alleen, hetgeen meteen door de opener The Simpsons Sing Gounod duidelijk wordt gemaakt. Hier zingt Milano onder begeleiding van een marimba een eigenzinnige versie van het door Charles François Gounod gecomponeerde “Ave Maria”. Ze komen hiermee tussen de Einstürzende Neubauten en Nicholas Lens uit; een heel bijzondere versie, die de toon meteen zet. Later brengen ze vooral eigen composities, hoewel ze ook gerust Agatha Christie citeren. Tegen het einde van de schijf wordt wel “Venus In Furs” van The Velvet Underground op heel eigenzinnige en bovenal duistere wijze gecoverd. Ze behandelen met de ludieke muziek en teksten thema’s als God, familie, dromen, vrienden, bedrog en hergeboorte, die ze dikgedrukt onder de titels van de nummers vermelden. Claudio Milano zingt op een enkele track na alles de hoogte in en Marco Tuppo leeft zich verder uit op de synthesizers en brengt tevens onder meer bas, drones, ebow, drumloops en laptopmuziek. Voor de rest worden de nummers ook voor een groot deel bepaald door de gast of gasten die er in een bepaald nummer meedoen, waaronder soms ook andere zangers en zangeressen. Daarom lopen de genres ook uiteen van ambient, neoklassiek, elektronische muziek en drones tot avant-garde, experimentele/improvisatorische muziek, jazz en dark cabaret. Maar dikwijls is het een bevreemdende potpourri van de buitencategorie, die telkens weer gehuld wordt in een andere sfeer. Een heerlijk rariteitenkabinet vol pakkende muziek.
De tweede schijf heet niet “Le Ménure”, maar Ashima, de West-Semitische godin van het lot. Een tikje verwarrend, mede omdat ik de naam niet op de muziek kan leggen. In India is Ashima een naam, die “grenzeloos” betekent, wat dan weer wel op de muziek van InSonar van toepassing kan zijn. De muziek op deze tweede schijf, die met acht nummers bijna 40 minuten duurt, gaat een stuk onheilspellender en meer experimenteel en noisy van start met “Liberami - Tabernacolo Erotico”, waarvan de tekst toepasselijk afkomstig is uit een Twin Peaks episode van David Lynch. De tweede track is een prachtig serene versie van Tim Buckley’s “Song To The Siren”, die door de mysterieuze atmosfeer meer aansluit op de versie van This Mortal Coil. Naast deze cover is er ook nog één van David Bowie’s “Warszawa” (van het geweldige door Brian Eno geproduceerde album Low). Voor de rest komen de composities weer van eigen hand en past het qua variatie bij de eerste cd, wederom afhankelijk van de gastinbreng. De thematiek van de eerste cd is wel losgelaten, hoewel “verleiding” hier centraal lijkt te staan. Al gauw wordt tevens duidelijk dat op de deze cd de Oosterse elementen een grote rol spelen, zowel bij het instrumentarium als de keelzang van de Tuvaanse zanger Albert Kuvezin die her en der opduikt. Het is een evenzo grillig als biologerend en mysterieus geheel geworden, waarbij je enkel de punt van je stoel voelt in je achterste gedurende het luisteren. Claudio Milano levert ook hier weer een verbluffend kwaliteitswerk af dat z’n weerga niet kent. Vier cd’s met zo’n 3,5 uur uniek en buitengemeen fraaie en fascinerende luisteravonturen, die in gelimiteerde oplage als bundel is verschenen, maar nu separaat verkrijgbaar zijn. Hulde!
Luister InSonar op Soundcloud:
L’Enfant Et Le Ménure (diverse tracks)
door Jan Willem Broek
[cd+cd-r, Second Language Music]
Het zou goed kunnen dat je nog nooit van de naam van multi-instrumentaliste en zangeres Áine O’Dwyer hebt gehoord, hoewel ze niet bepaald bij de minste terug te vinden is. Ze maakt namelijk deel uit van de groepen The Cloisters, United Bible Studies en London Improvisers Orchestra en geeft acte de présence op albums van Piano Magic, Richard Moult, Mark Fry And The A. Lords en solo ook op de Second Language Music compilatie End Of A Season (2012). Hierbij is deze Ierse, tegenwoordig in Londen wonende, muzikante veelal op de harp te horen, hoewel ze meerdere instrumenten beheerst. Ze debuteert solo begin vorig jaar met haar fraaie cd Music For Church Cleaners. Breekbare folk gehuld in een surrealistische atmosfeer, waarmee ze eens te meer haar bijzondere kwaliteiten aantoont. Een unieke muzikante.
Nu is haar tweede album Anything Bright Or Startling?, uitgebracht op Second Language Music een feit. Het de derde in de zogeheten “library series”; de eerste is van Directorsound, de tweede van Piano Magic en de vierde is van Colleen, maar die is eerder verschenen. Alles in deze serie wordt uitgebracht in een A5 hardcover hoes, die ook zo in je boekenkast zou passen. Ze brengt hier 4 composities met een totale lengte van 48 minuten, die elk in feite uit meerdere subtracks bestaan. Het leeuwendeel wordt gecreëerd met harp en haar etherische zang, wat ze her en der aanvult met piano, orgel, klokkenspel, fluit, samples en in twee stukken ook cello, die door gastmuzikant Aaron Martin wordt verzorgd. Ze brengt verstilde, kristalheldere en bovenal indringende
muziek, die heerlijk melancholisch, filmisch en mysterieus is. In feite brengt ze muzikale verhalen en schetsen die tussen folk, ambient en experimentele muziek uitkomen. Ik zou ook niet direct een referentie kunnen noemen die de lading dekt, daarvoor is haar sound te origineel. Maar denk aan een soort hybride van Heidi Harris, Joanna Newsom, Sophie Hutchings. Lidwine, Nico, de vroege Van Morrison en haar andere bands. Ze weet je ruim drie kwartier te boeien en overrompelen met skeletachtige maar veelzeggende muziek, waarbij ook de stilte functioneel wordt ingezet. Abonnees van Second Language Music ontvangen er ook nog de cd-r Safely Adrift bij waarop je vier sterke improvisaties krijgt voorgeschoteld. Een ontwapende schoonheid!
door Jan Willem Broek
[cd, Rusted Blue/Believe Recordings/Bertus]
Het is alweer een hele tijd geleden, 2007 om precies te zijn, dat zangeres Alela Diane met haar sterke debuut Pirate’s Gospel aan komt zetten. Deze stamt eigenlijk al uit 2004, maar wordt dan buiten de initiële kleine kring heruitgegeven op het Fargo label. Ze laat daarop nog een leuke potpourri horen van serieuze neofolk en grappige piratenliedjes met haar mooie stem als sterkste wapen. In plaats van met een nieuw album te komen, duikt ze met grote namen als Joey Waronker, Josh Klinghoffer, Leo Abrahams en nog een paar op in de indie/folkrockband Headless Heroes, die fraaie covers ten gehore brengen. In 2009 verschijnt dan eindelijk haar tweede cd To Be Still. Ze klinkt al serieuzer, noem het met een lelijk woord meer volwassen, maar ze is dan ook 5 jaar verder sinds haar debuut. Toch brengt ze nog altijd heerlijk ontwapende tokkelsongs al dan niet aangevuld met viool en cello. Haar licht overslaande stem blijft een oorstrelend middelpunt. Ze grijpt net als veel van haar vrouwelijke generatiegenoten terug op de periode van Fairport Convention en hun fantastische zangeres Sandy Denny. Alela Diane geeft er echter een geheel eigen draai aan en bezit een eigen sound, waardoor ze zich duidelijk weet te onderscheiden. Maar haar muziek is toch al zo wonderschoon dat het in feite ook niets uit zou maken. Tevens brengt ze in 2009 een mini album uit met Alina Hardin (die ook 2 prachtige albums heeft gemaakt, maar dat terzijde), simpelweg Alela & Alina geheten, waarop ze een handvol sterke liedjes (covers, traditionals en eigen songs) brengen. In 2011 presenteert ze haar derde cd Alela Diane & Wild Divine, waarop de folkelementen iets meer naar de achtergrond zijn verschoven. Daarvoor in de plaats is er meer singer-songwritermuziek te horen, waarmee ze ook dikwijls de rockkant opkoerst. Daarmee maakt ze overigens niet minder indruk dan op eerder werk. Bovendien zitten de traditionele en folkelementen er nog volop doorheen gevlochten, samen met de typische Alela Diane ingrediënten. Gewoon haar derde prachtalbum op rij!
De klok staat inmiddels keurig ingesteld op 2 jaar en inderdaad verschijnt nu haar vierde album About Farewell, ditmaal uitgebracht op haar eigen Rusted Blue label. Vanaf de allereerste is het genieten geblazen. Wel hoor je meteen dat Alela een stuk meer melancholisch klinkt, waar ik zelf helemaal geen bezwaar tegen heb. Zeker niet als dat zulks wonderschone wijze gebracht wordt. Alela heeft brengt hier muzikaal gezien een eerbetoon gebracht aan geliefden die van haar heen zijn gegaan. Daarbij is ze ook nog eens flink gegrepen door allerlei nostalgische gedachten. Dit alles weet ze met zang en gitaar op goudeerlijke en daardoor zeer confronterende wijze over te brengen. De muziek houdt het midden tussen singer-songwritermuziek, neofolk en psych folk. Ze krijgt hulp van getalenteerde vrienden als Heather Woods Broderick (Horse Feathers, Efterklang, Loch Lomond, Peter Broderick) die piano en fluit speelt en arrangeert, Holcombe Waller op strijkinstrumenten en folk- en countrydrummer Neal Morgan (Joanna Newsom, Bill Callahan). De nummers zijn voor een groot deel vrij sober, maar ontzettend indringend en hebben allen een mysterieus vernis meegekregen. Dit alles maakt dit album tot misschien wel haar allerbeste en mooiste tot nu toe! Denk aan een fraaie maar uiterst droefgeestige kruisbestuiving van Marissa Nadler, Nathalie Merchant, Espers, Cat Power, Nancy Elizabeth, Sandy Denny, Suzanne Vega, Mariee Sioux en Nina Nastasia. De 10 nummers duren helaas maar 33 minuten bij elkaar, dus de repeat-knop is de enige optie om nog meer van deze pracht te kunnen horen en er vooral geen afscheid van te hoeven nemen. Grandioos!
door Jan Willem Broek
[cd/lp, Karaoke Kalk/Konkurrent]
De uit Düsseldorf afkomstige producer/multi-instrumentalist Torsten Mauss neemt een geheel eigen plek in binnen de abstracte elektronische wereld. Hij debuteert in 2005 onder zijn artiestennaam TG Mauss met de cd Mechanical Eye op het spraakmakende, prestigieuze label Quartermass. Ook zijn tweede worp Gravity Will Keep Us All Together (2006) verschijnt hierop. Dit sublabel van Sub Rosa is inmiddels ter ziele. De muziek van TG Mauss leunt sterk op de krautrock van weleer, maar heeft altijd een filmisch karakter. Hierna verschijnen dan ook diverse soundtracks van zijn hand, veelal digitaal. Voor dit avontuur met TG Mauss is hij ook al actief als Twig, waarmee hij van 2003 tot 2005 drie epees vol techno het licht laat zien. Daarnaast is hij met Volker Bertelmann (Hauschka) van 2002 tot 2010 terug te vinden in het experimentele, downtempo leftfield combo Tonetraeger en laat hij van zich horen in het project Sølyst van Kreidler drummer Thomas Klein. Een man met vele gezichten en veel creativiteit en talent kan je gerust stellen.
Dear Stranger, is zijn derde studioalbum als TG Mauss, ditmaal verschenen op het sympathieke experimentele label Karaoke Kalk. TG Mauss laat zich hier van zijn meest gevoelige kant horen. De komma achter de titel lijkt ook op een aanhef aan een vreemde, de luisteraar wellicht, aan wie hij zijn zielenroerselen wil blootgeven. Hij brengt een hybride van singer-songwritermuziek, postrock, synthpop en subtiele elektronica. Hierover giet hij een subtiel krautrock-sausje, waardoor ook de meer psychedelische luisteraar aan zijn/haar trekken komt. De ene keer plukt hij aan zijn akoestische gitaar waarbij hij op stemmige wijze zingt, terwijl hij op andere momenten de elektronica aan het woord laat. Het is misschien wel zijn meest toegankelijke werk tot nu toe, maar door de confronterende, melancholische muziek zeker niet zijn lichtste. De rustieke atmosfeer die zijn nummers hier kenmerkt is slechts misleidend, want er gaat een enorm verontrustend gevoel vanuit. Datzelfde geldt voor de overrompelende schoonheid, want ook deze gaat gepaard met diepgravende gedachten en droefgeestigheid. Hij houdt het midden tussen Tarwater, Neu!, Kreidler, Day One, Boduf Songs, Ultravox en Static. Verbluffende mooie bevreemdendheid!
door Jan Willem Broek
[cd, Peek-A-Boo/Konkurrent]
In 1999 brengen Toto Miranda en Josh Lambert als Hidden Speaker hun debuut The Brittle Stars uit, die vol met een mix van alternatieve rock, shoegaze en indiepop staat. Een niet onaardig debuut. Datzelfde jaar brengt het duo (op drums, synthesizer, gitaar) samen met Yvonne A. Lazarte (synthesizer) als The Octopus Project de kerst cd-r Christmas On Mars uit. De combinatie van electro en indie zijn een stuk uitdagender dan de andere band en smaken naar meer. Pas in 2002 wordt duidelijk met het officiële debuut Identification Parade dat het einde Hidden Speaker is en dat The Octopus Project een doorstart maakt en verdient. Ze brengen progressieve elektronische muziek op rockachtige wijze en experimenteren er lustig op los. Hun hoofdzakelijk instrumentale muziek die ze ten gehore brengen is zowel aanstekelijk als boeiend. Ondertussen zijn Josh en Yvonne getrouwd, waardoor nu Yvonne A. Lambert op de albums prijkt. Ze maken na hun debuut nog 3 albums en één samen met de groep Black Moth Super Rainbow, allen met dat progressieve elektronische recept, zij het dat ze nogal eens kunnen variëren in luidheid dan wel zweverigheid.
Inmiddels komt de band uit Austin (Texas) alweer met hun zesde album Fever Forms aanzetten. Naast Josh Lambert (gitaar, bas, keyboards), Toto Miranda (drums, gitaar, bas) en Yvonne A. Lambert (samplers, keyboards, theremin, klokkenspel, gitaar) is het Ryan Figg (gitaar, bas, keyboards) die de groep completeert. Puur kijkend naar het instrumentarium verwacht je een band die ergens tussen Trans Am, Salaryman en Add N To X uitkomt. Dat gaat ten dele ook op als je het album opzet, maar hun geluid omvat veel meer. Speelse maar nog altijd progressieve elektronica worden gekoppeld aan kraut- en post-rock, noise en uiteenlopende experimenten. Het leuke van deze band is dat ze net als de octopus met de tentakels alle kanten uit gaat, maar door de kop één consistent geheel blijft vormen. De leden zijn ook wat meer gaan zingen, wat de diversiteit alleen nog meer ten goede komt. Ze waaieren uiteen van de felle jazzrock van Shining, de wave van Joy Division, Kraftwerk’s door krautrock gestuurde synthpop en de prog rock van The Mars Volta tot de elektronische speelsheid à la Aphex Twin en Hypo, de bubblecore indie van Stereolab, de drukke indie van Los Campesinos! en een oud Atari computerspel. Maar wat ik ook ter referentie aandraag, ze zullen bij verschillende luisteraars andere associaties oproepen. Het is grappig, pakkend, experimenteel, adrenaline opwekkend, psychedelisch, stuiterend, desoriënterend, hard, bevreemdend, gevoelig en bovenal gewoonweg sensationeel lekker. Koortsachtige droomplaat!
door Jan Willem Broek
[cd, Sub Pop/Konkurrent]
Het is soms grappig om te lezen hoe een nieuwe muzikant geïntroduceerd wordt. Vorig jaar debuteert de Amerikaanse zanger Daughn Gibson met zijn ijzersterke debuut All Hell. Zijn label Mistletone Records (cd uitgave) zegt dat hij voor hij zijn muzikale carrière begint eerst vrachtwagenchauffeur, inpakker, magazijnmedewerker, boekwinkelier, barkeeper, zendmastcontroleur en drummer in (de volslagen onbekende) Pearls & Brass is geweest. Of het er iets toe doet?! Ook zijn andere label White Denim (lp versie) weet hem lekker neer te zetten: “Imagine Nicolas Jaar edited together a cocaine-country album, with a crooner somewhere between Lee Hazelwood and Roy Orbison on the mic. You know how James Blake brought R&B into the post-techno age? That's what Daughn is fitting to do with country, no matter who likes it. Shades of Arthur Russell, Scott Walker, Magnetic Fields and Matthew Dear might pop up here or there, but this is a work unlike any other.” Toch snijden ze beiden hout en kan je er uitfilteren dat Gibson een veelzijdig, rusteloos en niet voor één gat te vangen artiest is. Dat krijg je ook allemaal op overtuigende wijze bevestigd op zijn debuut. Het is Americana en country door een new wave bril bekeken en bewerkt met een avant-gardistisch hart. Het weet meteen te intrigeren, zonder dat je er direct de vinger op kunt leggen. Uiteindelijk ben je enkel diep onder de indruk van zijn bevreemdende, eigenzinnige muziekstijl.
Hiermee gaat hij op zijn tweede cd Me Moan dan ook gewoon verder. Hetgeen je meteen weer bij de lurven grijpt is zijn galmende baritonstem. Deze houdt in feite het midden tussen die van Scott Walker, John Grant, Arthur Russell en heeft tevens dat duistere rafeltje van Nick Cave. Dat is eigenlijk het eenvoudigste deel om te omschrijven, want de muziek is weer een bevreemdende kruisbestuiving van allerlei genres, hetgeen Gibson tot zijn handelsmerk verheven heeft. Je kunt er net zo gemakkelijk de genoemde artiesten tegenaan houden, maar ook Depeche Mode, Blue Hawaii, Lee Hazelwood, Pearl Jam, Johnny Cash, Anywhen, David Sylvian, Lambchop en Prince Of Assyria zouden niet misstaan ter referentie. Dat alles echter op zijn eigengereide wijze gebracht, want niets past helemaal. De ene keer neigt het meer naar gitaargerichte muziek en op andere momenten werkt hij juist meer met elektronica of mixt hij er doedelzakgeluiden en koorzang doorheen. Hij heeft diverse gasten op cello, trombone, pedal steel en gitaar, die zijn muziek verder inkleuren. Ook varieert hij in heftigheid, van rustieke verontrustende tot donker opzwepende nummers. Geen peil op te trekken en toch, mede door de continue melancholische sfeer, helemaal herkenbaar als Daughn Gibson. Dat is niet alleen knap, maar ook een lust voor het oor en de geest. Na de eerste luisterbeurt laat hij je beduusd maar gebiologeerd en diep geraakt achter. Een paar draaibeurten verder raak je steeds meer verslaafd aan zijn bijzondere, intense muziek. Een veelzijdige en bovenal unieke luistertrip waar geen maat op lijkt te staan. Zijn tweede album is gewoon net zo’n meesterlijke zet als de eerste.
door Jan Willem Broek
[lp/cd/digitaal, Cash Cow Production/Five Roses]
In 2010 wordt de Amerikaanse groep Land Lines opgericht. De eerste line-up bestaat uit Martina Grbac (cello, zang), Anna Mascorella (cello, zang) en Ross Harada (drums, percussie). Deze vrienden zijn eerder al te horen in de groep Matson Jones en hebben op het Sympathy For The Record Industry label in 2005 een gelijknamig album, een mini cd en een 7” uitgebracht vol met de betere alternatieve rock. Hierna spelen ze vrolijk verder, maar tot een nieuwe release komt het niet, mede omdat er enkele leden afhaken. Nu is er een doorstart met deze nieuwe band. Inmiddels zijn ze gevestigd in Denver en heeft Anna Mascorella plaats gemaakt voor James Han (elektrische piano, orgel). Maar op hun gelijknamige debuut, dat overzees vorig jaar al is verschenen, is het eerst genoemde drietal muzikanten nog verantwoordelijk voor de muziek.
De debuut lp Land Lines (de gelimiteerde cd versie is via de Bandcamp link verkrijgbaar) is door Bob Weston (Shellac, Mission Of Burma, Volcano Suns) opgenomen. Hij kan als geen ander een rocksound gortdroog en haarscherp vast te leggen. Hierdoor weet hij het geluid van de band, dat slechts uit een combinatie van cello, drums en zang bestaat, puur, hard en overtuigend binnen te laten komen. Het is ondanks de rockstructuur verre van een conventionele rock line-up, hetgeen ze al tot een bijzondere band maakt. Daarnaast weten ze ook met hun slepende geluid, fraaie opbouw, originele invulling en niet in de laatste plaats de pakkende bitterzoete zang een diepe indruk te maken. Om een idee te krijgen van hun sound moet je denken aan een sobere kruisbestuiving van Shannon Wright, Nina Nastasia, Hail, Rasputina, Cat Power, Audrey, Tara Fuki en The Breeders. De muziek heeft door de zang en de overrompelende cellopartijen een enorme emotionele lading en vormt een gigantische belofte voor de toekomst, al heb ik het idee dat het plezier in muziek maken voor alles gaat bij hen. Het zij ze gegund, want met dit fantastische debuut kunnen we wel even vooruit.
door Jan Willem Broek