« August 2013 |
Main
| October 2013 »
[cd, Tin Angel/Sonic Rendezvous]
Bij het vorige, zevende album I Love You, Go Easy van de 31 jarige Canadese Devon Sproule heb ik over haar stem gezegd dat ze een timbre heeft dat tijd en plaats doen vervagen en dat ze altijd de overgang tussen nazomer en herfst lijkt in te luiden. Het kan dan ook geen toeval zijn, dat er uitgerekend nu een nieuw album verschijnt. Ditmaal samen met Mike O’Neill.
Devon Sproule is opgegroeid in een hippie commune in de VS en heeft, met ongetwijfeld allemaal bloemetjes in het haar, kleurrijke jurken, kruidige luchten en vrij van geest, op eigen houtje haar eigenzinnige weg in de muziekindustrie gevonden. Op jonge leeftijd begint ze daar al mee, wat de indrukwekkende discografie verklaart. Meestal brengt ze een goed uitgebalanceerde mix van jazz, folk en indie, waar altijd wel een countryrandje aan zit. Haar vorige album is haar meest ingetogen en verstilde geworden, maar door haar magistrale stem en sfeerkleuringen weet ze de aandacht volledig vast te houden. Adembenemende schoonheid produceren met weinig middelen, dat is niet voor iedereen weggelegd.
Mike O’Neill is een Canadese singer-songwriter die eind vorige eeuw actief is met de uitstekende indierockband The Inbreds. Een paar jaar terug is hij te vinden in The Lodge, waarmee hij wederom smakelijke indierock maakt. Daarnaast heeft hij twee soloalbum waar de singer-ssongwriter in hem meer naar voren komt, al blijft de indie hem dierbaar en dus nooit veraf.
Devon’s (zang, gitaar) achtste album Colours heeft ze dus samen met Mike (zang, gitaar, synthesizer, percussie, marimba) gemaakt, wat voor beide een nieuwe stap is. Devon schuift namelijk meer de indierock kant op en Mike waagt zich op het folk-pad. Toch klinkt het zo natuurlijk, dat het lijkt alsof deze twee al jaren samenwerken. Daarbij blijven ze het dichtst bij de zalvende muziek van Sproule, waardoor het geheel een zachtaardige mix van folk, singer-songwritermuziek, jazz, lichte blues, altcountry en een beetje indierock is geworden. Beide bezitten over een heerlijk zoetgevooisd stemgeluid en nemen je als vanzelf aan de hand mee naar vertederende en romantische, nachtelijke taferelen. De muziek wordt door divers gasten verrijkt met synthesizers, zang, gitaar, Rhodes, contrabas, drums, trombone, tenortuba en banjo. Onder hen ook de befaamde Sandro Perri (Polmo Polpo, The Great Lake Swimmers, Glissandro 70, Dott Wiggin). Alles levert een bijdrage aan de fijne landerige en nachtelijke sfeer die de twee hier neerzetten. Met name de stemmige blaaspartijen zijn van grote waarde, maar ook de rest weet net die subtiele maar ertoe doende franje aan de muziek te geven. Denk aan een verstilde kruisbestuiving van The Innocent Mission, Pinback, The Unthanks, Kaat Hellings, Suzanne Vega en The Cinematic Orchestra. Tot de verbeelding sprekende muziek, die warm is als een knapperend haardvuur. Hiermee kom je de herfst wel door. Breekbaar prachtalbum.
door Jan Willem Broek
[digitale epee, Second Language Music]
Het toonaangevende label Second Language Music is dit jaar lekker bezig met de ene na de andere topplaat. Je kunt je erop abonneren en je zo te verzekeren van de nieuwe releases met meestal vele extra’s. Elke release los kopen kan ook, maar dan mis je vaak het bonusmateriaal. Dat gezegd hebbende, over naar de inmiddels in Spanje wonende Française Cécile Schott. Na 6 jaren van stilte met haar welbekende en alom geprezen project Colleen brengt haar vierde album daar op uit.
Colleen debuteert in 2003 met het elektronica album Everyone Alive Wants Answers. Het is een aangrijpend en intiem eerbetoon geworden aan haar overleden broertje. Ze brengt een mix van elektronica en allerlei akoestische instrumenten. Ook live maakt ze indruk door met livesampling tal van instrumenten tot loops om te toveren en er een geheel van te maken, alsof er een hele band speelt. Haar tweede cd cd The Golden Morning Breaks uit 2005 is ook minder elektronisch en maakt van diezelfde techniek gebruik. In 2006 volgen er twee mini’s, om in 2007 haar derde album Les Ondes Silencieuses uit te brengen. Hierop is ze meer gaan componeren en weet ze Barokke elementen te combineren met haar prachtige gestreken muziek. Dat levert serene, breekbare muziek op die zowel innovatief als wonderschoon is. Hierna moet ze zichzelf muzikaal hervinden, hetgeen zes duurt maar wel de prachtige cd The Weighing Of The Heart op heeft geleverd. Met een breder arsenaal aan instrumenten vanuit de hele wereld maakt ze een magisch wereldalbum vol ontwapende, dynamische muziek van een ongelooflijk breekbare pracht. Ook is ze gaan zingen, hetgeen haar goed afgaat. Ze heeft een indrukwekkende comeback gemaakt.
Om dat nog maar eens te vieren hebben twee acts drie van haar nummers van de laatste cd eens onder handen genomen. Dit levert de digitale epee Solar/Stellar - Colleen Remixed op, die 3 nummers lang en ruim 17 minuten breed is. The Home Current, het project van mede labeloprichter Martin Holm (ook Iris To Hypnos), neemt de track “Breaking Up The Earth” onder handen. Hij voegt er allerhande percussieve beats en echo’s aan toe en weet je haast naar een tribale dansvloer te lokken. Toch blijft hij net te mysterieus en abstract om je echt aan het dansen te brengen, maar stilzitten is er ook niet bij. Een biologerende mix. Daarna valt tweemaal de beurt aan de Franse artiest Comma Period, die de nummers “Moonlit Sky” en “Ursa Major Find” te grazen neemt. Hij brengt een filmische, bevreemdende atmosfeer met glitches mee en weet ook behoorlijk intrigerend uit de hoek te komen. Een heerlijk addendum, dat tevens de kwaliteit van Colleen onderstreept.
door Jan Willem Broek
[cd, Chemikal Underground/Konkurrent]
De Schotse gitarist RM Hubbert begint zijn muzikale carrière in de math-rock/post-rock groep El Hombre Trajeado, waarmee hij een handvol singles en na de eeuwwisseling 3 albums heeft uitgebracht. In 2010 debuteert hij onder zijn eigen naam op fraaie wijze met First & Last. Hierop krijg je droefgeestig gitaargetokkel en onderwerpen als dood, psychische aandoeningen, liefde en de hond D Bone (vernoemd naar de Minutemen gitarist D Boon). Op zijn tweede worp Thirteen Lost & Found wordt hij omarmt door een hoop bijzondere gastmuzikanten als Luke Sutherland (Long Fin Killie, Mogwai, Bows), Aidan Moffat (ex-Arab Strap, Lucky Pierre), Alex Kapranos (Franz Ferdinand), John Ferguson (Ballads Of The Book), Hanna Tuulikki (Nalle, Two Wings), Emma Pollock (The Delgados), Paul Savage (The Delgados), Alasdair Roberts en anderen, die zijn album opleuken met zang, percussie-instrumenten, viool, piano, banjo, accordeon, vibrafoon en guzheng. Hij serveert prachtig, stemmige en bovenal melancholische songs met bijzondere melodielijnen. De rijke muziek houdt het midden tussen pastorale liedjes, folk, singer-songwriter en lichte experimenten.
Op zijn derde cd Breaks & Bone (wederom een titel met een &-teken), speelt zijn hond ook weer een rol, naast andere alledaagse onderwerpen. De grootste veranderingen komen door het feit dat hij alles op nog sobere wijze brengt en dat hij zelf is gaan zingen. Ondanks de vluchtige, snelle maatschappij zoekt hij het eerder in de bezinning en stilstaan bij de echte dingen des levens, zoals de liefde voor een ander en je huisdier. De focus ligt nog wel altijd op zijn prachtige gitaarspel, waar je dikwijls flamencoachtige elementen in terughoort en wordt enkel her en der ondersteunt door percussiegeluiden. Hij zet hiermee tot de verbeelding sprekende stukken neer, die ergens tussen folk, singer-songwritermuziek, flamenco, lichte experimenten en een soort akoestische indierock uitkomen. Muziek om bij weg te dromen, na te denken en in te verdwalen. De weg raak je nooit helemaal kwijt omdat Hubbert met zijn heerlijk Schotse zang je regelmatig even terugbrengt naar de realiteit. Een mooie, vertellende zangstem, die wel wat weg heeft van Aidan Moffat. De intimiteit en soberheid van de muziek doet me ook met enige regelmaat denken aan Dakota Suite. Door het virtuoze getokkel moet je ook denken aan Jack Rose en James Blackshaw, zij het dat Hubbert echte liedjes maakt en meer folkgericht is. De donkere, melancholische sfeer doet verder ook wel aan Boduf Songs en Adrian Crowley denken. Het is niet veel artiesten gegeven om met zo weinig, zoveel te brengen. En nog behoorlijk gevarieerd ook, doordat hij regelmatig varieert met tempo’s, al dan niet gebruik makend van percussie-instrumenten. RM Hubbert brengt zonder twijfel zijn beste album tot nu toe. Hij is daarmee ook een fraaie catalogusnummer 200 geworden op Chemikal Underground records. Een groots artiest!
door Jan Willem Broek
[cd, Kscope/Bertus]
Mijn kennismaking met het immer veranderlijke Noorse combo Ulver verloopt eigenlijk via de Britse duizendpoot Daniel O’Sullivan van Guapo, Miasma & The Carousel Of Headless Horses, Mothlite, Æthenor, Miracle en Grumbling Fur, die ik op de voet volg; ook de nieuwe van Guapo zal ik spoedig hier bespreken. Hij maakt tevens al geruime tijd deel uit van dit Noorse gezelschap rond Kristoffer “Garm” Rygg (zang, programmering). Ze bestaan al sinds 1993 en is befaamd om hun originele black metal. Dat eigenzinnige komt doordat ze black metal dikwijls koppelen aan folk, elektronica, symfonische en kamermuziek elementen. Dat pakt op elke cd weer net anders uit en kan in de loop der jaren steeds meer het daglicht verdragen. De groep bestaat naast Rygg en O’Sullivan (gitaar, piano) uit Jørn H. Sværen (diverse instrumenten), Tore Ylwizaker (programmering, piano) en Ole Alexander Halstengård (drums). Overigens maken ze allang geen black metal meer, want ze zijn inmiddels geëvolueerd tot een ambientgerichte groep, maar voegen altijd genoeg experimentele en abstracte elementen toe om het spannend te houden. Hun laatste echte album Wars Of Roses stamt uit 2011. Vorig jaar brengen ze het tussendoortje Childhood’s End, met allemaal covers van de muziek van hun jeugd dan wel hun ouders. Een fraai eerbetoon aan jeugdhelden dan wel een afrekening met de jeugd.
Nu komen ze met hun tiende album Messe I.X - VI.X, die ze bestempelen als verlate zusteralbum van Shadows Of The Sun. Ze werken hiervoor samen met het 21 koppige Trømso Chamber Orchestra. Dat doen ze eerst live, om vervolgens de nummers zo op te poetsen dat er een heus studio album uitrolt, waarvan acte. Ergens een orkest tegenaan gooien pakt niet altijd goed uit, maar Ulver schakelt de hulp in van compinist Martin Romberg, die beide werelden echt bij elkaar weet te brengen. Tevens nemen ze twee moderne componisten/violisten in de arm. Ten eerste is dat Ole-Henrik Moe, ook wel OHM genaamd met een indrukwekkend dubbelalbum op Rune Grammofon en tevens lid van het duo Sherriffs Of Nothingness. Uit die laatst genoemde band komt ook de tweede gastcomponiste/violiste Kari Rønnekleiv, die daarnaast weer deel uitmaakt van de Trondheim Jazz Orchestra. Dit om maar aan te geven dat Ulver bedachtzaam te werk is gegaan en niet simpelweg hun muziek is gaan gladstrijken. Nadat ze zoals boven beschreven met hun jeugdhelden afrekenen, rekenen ze nu in feite af met de wonderschone, gitzwarte Symphony No. 3 van Henryk Górecki, die al jaren door hun hoofd spookt. Maar daarnaast dienen, naar eigen zeggen, ook When, Nurse With Wound, Ash Ra Temple, John Carpenter, Tin Drum, Terry Riley, Holst en Gustav Mahler tot de bronnen waaruit ze hun inspiratie putten. Je mag dit eigenlijk ook weer zo vergeten, hoewel de associatie met die symfonie van Górecki wel door de zes composities sijpelt en zeker in de adembenemende opener “A Syrians Pour In, Lebanon Grapples With Ghosts Of A Bloody Past”. Het begeleidend orkest onderstreept eigenlijk vooral de duistere, filmische atmosfeer die Ulver neer wilt zetten en maakt het nergens te bombastisch. Naast de genoemde invloeden, die je maar ten dele terughoort, zijn het tevens SPK, Coil, Neu!, Jóhann Jóhannsson, Ben Frost en Steve Reich die tot de referenties behoren. Dark ambient, klassiek, krautrock en minimal music is hier tot één indrukwekkend geheel gesmeed. En ook al maakt Ulver geen metal meer, de bijbehorende sfeer en grimmigheid op dit album past daar zo tussen. Daarom is dit ook geen licht op de maag liggend werk geworden, maar een overdonderde herfstplaat. Grandioos!
door Jan Willem Broek
[cd, Village Green/Konkurrent]
De eerste keren dat de naam van de Française Angèle David-Guillou bij mij langskomt is in 2001 op een mini cd en tevens de cd Son De Mar, beide van Piano Magic. Een jaar erna is ze te gast op de cd’s van de Franse acts Laudanum en Ginger Ale. Bij die laatste opereert ze voor het eerst onder haar nom de plume Klima. Haar etherische, zachte stem valt behoorlijk op en maakt indruk. Vanaf dan maakt ze deel uit van Piano Magic en voorziet met enige regelmaat de albums van haar luisterrijke zang. Later duikt ze ook nog op als gast bij Peter Astor en The Go! Team, maar dan is inmiddels duidelijk dat deze zangeres veel meer in haar mars heeft dan gastzangeres. In 2003 is ze op een split met Piano Magic al voor het eerst met eigen werk te horen als Klima. Ze brengt wonderschone elektro-akoestische droompop, hetgeen op haar gelijknamige debuut uit 2007 helemaal fraai uitpakt. Hier blijkt ze een uitstekende singer-songwriter en tevens multi-instrumentalist. Naast zang brengt ze akoestische/elektrische gitaar, keyboards, percussie en Chinese bellen. Haar tweede album Serenades & Serinettes gaat daar gewoon nog eens in de overtreffende trap overheen. Haar instrumentarium breidt ze uit met citer, klokkenspel, melodica, piano, bas en strijkarrangementen. Het album vol gedroomde droompop, magnifieke melancholie en kippenvel bezorgende schoonheid, dat het midden tussen Piano Magic, Our Broken Garden, Fever Ray, Bat For Lashes en Shannon Wright houdt, eindigt dan ook torenhoog in mijn jaarlijst.
De in Londen wonende, enigmatische Française is nu terug met haar debuut Kourouma onder haar eigen naam. De gelijknamige song is in een andere versie vorig jaar al te horen op de compilatie End Of A Season op het immer fijne Second Language Music, waar ze dit overigens nog als Klima uitbrengt. De keuze om niet als Klima te opereren valt eigenlijk wel te begrijpen. Haar aanpak is hier namelijk veel klassieker en klink daardoor totaal anders dan haar droompopproject, hoewel de melancholie en haar stem prominent aanwezig zijn. De basis voor de muziek wordt veelal gevormd door emotioneel meeslepende stukken op de vleugel en deels op de elektrische piano, die ze vervolgens prachtig verder invult. De veelal instrumentale muziek is soms intiem, klein en sober, maar op andere momenten pakt ze groots uit met majestueuze strijkarrangementen, al dan niet aangevuld door zingende zaag, blaas- en percussie-instrumenten en uiteraard zang. Daar waar ze haar hemelse zang ten gehore brengt, ben je meteen verkocht, ontroerd en betoverd, maar ook zonder die zang weet ze op knappe, indrukwekkende wijze expressief en overtuigend uit de hoek te komen. Het klinkt in eerste instantie alsof Wim Mertens een adembenemende engel heeft ontmoet. Maar er valt meer te genieten. Ze put haar inspiratie ook uit de Franse folk, Barokmuziek en de klassieke kindermuziek van Carl Orff & Gunild Keetman uit de jaren 20 van de vorige eeuw. Alles weet ze om te smelten in pure emoties die diep onder je huid weten te kruipen. Je krijgt ook wel associaties met de muziek van Nils Frahm, Fabrizio Paterlini, Hauschka, Dustin O’Halloran en L’Arpeggiata, maar ze brengt iets extra’s, iets totaal onaards en unieks dat elke vergelijking nooit helemaal past. Ze bezorgt je ontroerende, intrigerende en kippenvelmomenten, waar dikwijls woorden tekort schieten. Een groots en aan de grond nagelend meester(es)werk.
door Jan Willem Broek
[cd, Western Vinyl/Konkurrent]
Zo begin je als klassiek getrainde, jonge violiste/zangeres bij Alex Dupree And The Trapdoor Band (nu Idyl hetend) en maak je sinds 2007 ineens deel uit van de spraakmakende neoklassieke post-rockformatie Balmorhea. Dat is wat de Amerikaanse Aisha Burns overkomt. Achter de schermen begint ze naast deze hand- en spandiensten ook te schrijven aan eigen materiaal, die buiten haar “comfort zone” vallen. Deze wonderschone, donkere zangeres blijkt over een prachtige soulvolle stem te beschikken, maar kan ook etherisch uithalen als de blanke folkheldinnen. Ik betrek meestal huidskleur niet in recensies, omdat het er voor mij totaal niet toe doet hoe iemand eruit ziet of waar iemand vandaan komt, maar haar stem heeft een tijdloos, ambivalent en prachtig geluid, waarbij je eerlijk gezegd eerder een ander persoon bij voorstelt.
Ze presenteert nu haar zielenroerselen op haar debuut Life In The Midwater, waarbij ze zingt en (alt)viool en gitaar speelt. Aisha krijgt her en der nog wat steun op gitaar, bas en ambientgeluiden, maar het is bovenal een soloaangelegenheid geworden. Burns blijkt een begenadigd singer-songwriter en weet alleen al met haar bloedmooie zang te overtuigen. De toevoeging van gitaar en viool geven een fijne melancholische sfeer aan haar liedjes, maar onderstrepen daarnaast ook haar waanzinnige zangtalent. Hiermee weet ze alles naar een hoog niveau te tillen en raakt diepe snaren. Ze is naar eigen zeggen beïnvloed door Gillian Welch en Nina Simone, maar komt met haar wonderschone, intieme muziek ergens uit tussen Mirel Wagner, Laura Marling, Chelsea Wolfe, Cat Power, Alela Diane, Essie Jain, Marissa Nadler, Natalie Merchant en Chloe Carles. Stil en mysterieus als de nacht, verdrietig van verlies en eenzaamheid, breekbaar als kristal en warm als een innige omarming. De negen nummers finishen net na 31 minuten, maar maken ondanks de lengte een onvergetelijke indruk.
door Jan Willem Broek
[cd, Full Time Hobby/Konkurrent]
De Britse muzikant James Welch verblijft al geruime tijd in het immer inspirerende Berlijn, zoals veel experimentele elektronische artiesten eigenlijk. Vroeger is Keulen de belangrijkste elektronica stad, maar de hoofdstad heeft die plek helemaal overgenomen. Vorig jaar bundelt hij onder zijn nom de plume Seams de twee eerder opgenomen mini albums op Tourist / Sleeper, waarvan de eerste al in 2010 is opgenomen. Geïnspireerd door het buitenleven overdag en met name ’s avonds in het zomerse Berlijn. Vandaar dat de muziek erop een nachtelijke, maar zwoele atmosfeer uitademt. De muziek is zeer ritmisch, maar ook altijd sfeervol en komt ergens tussen IDM, synthesizermuziek en lo-fi dance uit, al dan niet aangedikt met stemsamples en straatgeluiden.
Een jaar later laat Seams het volledige debuut Quarters het licht zien. Welch laat de elektronica nog meer spreken en brengt een grootstedelijk geluid ten gehore. Het roept meteen een beeld op alsof je als een nieuwsgierige, licht aangeschoten toerist het nachtleven van het grootse Berlijn verkent, waar je geen straat onbenut laat. Het is vooral knap dat Welch een beeld als dit weet te scheppen met veelal klinische elektronica. Maar door de stemsamples, veldopnames, warme vintage elektronica en zwoele beats weet hij er een filmische en organische draai aan te geven, die je als vanzelf meesleept naar een reis die door je eigen verbeeldingsvermogen wordt aangestuurd. De muziek bestaat uit een mengelmoes van IDM, synthesizermuziek, techno, glitch en uiteenlopende elektronische experimenten. Het is een meeslepende soundtrack voor het nachtelijke leven geworden, maar één die ook het daglicht prima verdraagt. Hij komt met zijn ritmische brouwsels ergens uit tussen Jon Hopkins, Kreidler, Boards Of Canada, Markus Guentner, Pantha Du Prince, Four Tet, The Field, Jean-Michel Jarre, Kraftwerk, Gas en Michael Mayer. Ondanks de veelal abstracte elektronica is dit een werk dat menselijk en emotioneel overkomt. Elektronica als pure bron van gevoelens en beelden. James Welch levert een imponerend en gewoonweg magistraal debuut af, waarbij je ook moeilijk stil kunt zitten.
door Jan Willem Broek
[cd, Tough Love/Konkurrent]
Ik ben echt een kind van de jaren 80/90 qua muziek, dus wellicht dat ik hier en daar wat blinde vlekken heb als bands met diezelfde melancholische werken aan komen zetten. De laatste tijd wemelt het ervan, van Girls Names, Tamaryn, Warpaint, Esben And The Witch en Austra tot Zola Jesus, Tropic Of Cancer en Chelsea Wolfe. Eén van de vele redenen waarom ik veel van die muziek van weleer nog steeds op handen draag, is de combinatie van de melancholische, holle maar pompende bassen en ijle gitaarpartijen die zo onder je huid kruipen. Hierbij vervult de zang dan ook zeker een belangrijke rol, maar die onderliggende droefgeestige, warme en dikwijls mysterieuze atmosfeer is de belangrijkste factor. Ook shoegaze kent zo’n onderliggend gevoel, waarbij je alleen meer stofzuigergitaren krijgt en indiezang en waarbij het geluid je meer overdekt als een forse regenbui. Een band die dat alles op hedendaagse, maar vooral smakelijke combineert is het Canadese Moon King. Het schrijvende zangduo Daniel Benjamin (diverse instrumenten) en Maddy Wilde (gitaar, keuboard) vormen de kern van de groep en brengen in 2011 de cassette Big Dumb Blue Angel uit, waarmee ze natuurlijk geen bekendheid vergaren. In datzelfde jaar volgt een 7” Theme For Moon King. In 2012 komen ze pas voor het eerst echt bovendrijven met hun 12” Obsession I, dit jaar gevolgd door de nog betere 12” Obsession II. Hierop krijgen ze steun van allerlei muzikanten als bassist Dorian Wolf (Austra, Spiral Beach), elektrische pianist Ewan Kay (Austra) en anderen op gitaar. Beide 12”-es zijn nu gebundeld op de cd Obsession plus een track van hun cassette. Het bevat de gedroomde combinatie van de Cocteau Twins, My Bloody Valentine, Siouxsie And The Banshees en Wire, waarmee ze door die combinatie op de heftige momenten ook sterk aan Lush doen denken. Overigens passen alle namen die ik in de inleiding heb genoemd hier ook goed naast. Het is uitstekend uitgevoerd en bevat diezelfde verslavende 4ad melancholie van weleer, maar past toch helemaal in het hedendaagse. Heerlijk album!
door Jan Willem Broek
[cd, Fat Cat/Konkurrent]
Drie Britse vrienden uit Chichester, tegenwoordig in Brighton woonachtig, maken regelmatig muziek met elkaar uit de gedeelde liefde ervoor. Ook qua smaak, met een duidelijke voorliefde voor wave, noise, krautrock en punk, liggen ze dicht bij elkaar. In 2011 besluiten ze op een gegeven moment dit meer professioneel aan te pakken. En zo is Traams een feit geworden, waarbij ze de naam hebben ontleend aan de vliegtuigwereld en voluit staat voor “Time Reference Angle of Arrival Measurement System”. De heren
Stuart of Stu (zang), Leigh (bas) en Adam (drums) opereren bij voorkeur onder hun voornamen.
Van hun volledige debuut Grin, ofwel “grijns”, spat het plezier van het muziek maken er vanaf. Dat zorgt voor een dynamisch en spontaan geluid, waarbij ze je telkens op tegendraadse wijze laten genieten van hun vondsten. De ene keer koersen ze meer de wavekant van Joy Division en Television op, maar op andere momenten laten ze ook de indierock van Pavement, de noisepop van Sonic Youth en de Pixies, de motorik van Neu! of de avant-garde van Wire en Xiu Xiu meer op de voorgrond treden. Meestal is het echter een soort rauwe doorsnede hiervan. Voor de productie hebben ze de hulp ingeroepen van Rory Atwell (Test Icicles, Gum) en Matthew Johnson aka MJ (Hookworms), die dit geheel fraai, helder en stevig hebben vastgelegd. Traams brengt een heerlijk pakkend, opzwepend en ontwapenend geluid, dat je telkens weer weet te verrassen. Luister alleen eens naar de geweldige afsluiter “Klaus” vol vette motorik en licht psychedelische noiserock en ook jij krijgt die glimlach niet meer van je gezicht. Verslavend goed.
door Jan Willem Broek
[3lp, Nummero/Konkurrent]
Nadat ze hun groep Giant Henry hebben opgeheven, formeren de leden bestaande uit zanger/gitarist Justin Trosper (Replikants), bassist Vern Rumsey (Long Hind Legs, Witchypoo, ex-Blonde Redhead) en drummer Brandt Sandero in 1991 de band Unwound. Deze laatst genoemde verlaat in 1992 de band, maar duikt samen met Justin wel op in de groepen Young Ginns, Worst Case Scenario en het pas opgerichte Survival Knife. Hoe dan ook, wordt zijn vervanger tot het einde van hun bestaan in 2002 drumster Sara Lund (Hungry Ghost, Witchypoo, The Corin Tucker Band). Ze debuteren in 1993 met hun geweldige album Fake Train. Het is de tijd dat de post-hardcore, math-, emo- en noiserock hoogtij viert en avontuurlijker klinkt dan ooit, al dan niet vermengd met lo-fi elementen. Bands als Trumans Water, Drive Like Jehu, Further, Crain, Rodan, Chokebore en ga zo maar door. Het betere stevige werk. Unwound zal in de jaren erna uitgroeien tot één van de grootste in hun genre met 7 albums in totaal, vrijwel altijd op Kill Rock Stars uitgebracht. Hierbij schuift het geluid in de loop der jaren steeds meer richting post- en indierock op, zonder dat ze hun tegendraadsheid ooit verliezen. Overigens is hun eigenlijke debuut een gelijknamige cassette uit 1992, vol hardcore en neo-punk, die in 1995 heruitgegeven wordt op cd.
Het label Numero dat sinds 2003 zich toelegt op vooral archiefmateriaal, is een 4-delige heruitgave project gestart van Unwound materiaal. Deel 1 Kid Is Gone is een indrukwekkende 3lp set, waarbij ook nog een 24 pagina tellend boekwerk, 3 flyers, 3 replica covers, een download kaart en meer. De luxe editie heeft zelfs nog een bonus lp. Je krijgt hierop de vroege cassette, oude 7”-es, demoversies, radioversies en een live optreden. Voor de cd verzamelaars zijn vooral die radio- en liveversies plus een enkel nummer nieuw. De
rest is grotendeels al terug te vinden op de cd’s Unwound (1995) en A Single History (1999). Het label heeft er dan ook bewust voor gekozen om eerst de vinylliefhebbers te bedienen. Je krijgt de band nog in hun hardcore en neo-punkdagen, waarbij ze naar eigen zeggen beïnvloed zijn door Sonic Youth, Melvins, Fugazi, Wipers, Black Flag, Can, Mission of Burma, Hüsker Dü, Nation Of Ulysses, Flipper en Gang of Four. Sommige van die invloeden zijn hoorbaar, anderen komen eigenlijk op latere albums pas bovendrijven. De kwaliteit van deze innovatieve groep is hier al goed hoorbaar en prachtig gedocumenteerd door Numero. Voor en door liefhebbers gemaakt.
door Jan Willem Broek